Gedragscode ter preventie van seksuele intimidatie in de sport voor sportbegeleiders

Dance Masters vindt een veilige fysieke en sociale omgeving voor kinderen, jongeren en (vrijwillige) begeleiders belangrijk. Een van de hulpmiddelen daarbij is het gebruik van een gedragscode. Hierin staat wat wel en niet gewenst is in de omgang tussen begeleiders en jeugdleden.

Veel grenzen in het contact tussen begeleiders en jeugdleden binnen een sportsetting zijn niet eenduidig. Het ene kind wil even op schoot zitten als het troost zoekt, het andere kind heeft behoefte aan een aai over de bol en weer een ander kind vindt het niet prettig om
aangeraakt te worden. Hierover kunnen dus nooit precies grenzen worden afgesproken die voor alle kinderen en in alle situaties gelden. Dat is maar goed ook, want voor veel kinderen

is dichtbijheid en lichamelijk contact een voorwaarde om te groeien. Maar er is wel één heel duidelijke grens en dat is de grens dat seksuele handelingen en contacten tussen begeleiders en jeugdleden absoluut ontoelaatbaar zijn!

Daarom hebben wij als Dance Masters voor docenten/assistentes die werken met jeugd een gedragscode opgesteld.
De gedragscode vormt een aanvulling op het Wetboek van Strafrecht waarin is
opgenomen is wat juridische grenzen zijn in de omgang met minderjarigen.

Op 20 mei 1997 zijn door de negentig landelijke sportorganisaties aangesloten bij NOC*NSF 10 gedragsregels voor sportbegeleiders aangenomen ter preventie van seksuele intimidatie.

  1. De docent zorgt voor een omgeving en een sfeer waarbinnen het jeugdlid zich veilig en gerespecteerd voelt
  2. De docent gaat zo om met een jeugdlid dat zijn/haar waardigheid niet wordt aangetast
  3. a) De docent dringt niet verder door in het privéleven van het jeugdlid dan functioneelnoodzakelijk is.
    b)  De docent gebruikt e-mail, sms/whatsapp en social media alleen om informatie oververenigingsactiviteiten naar jeugdleden te communiceren.
  1. De docent onthoudt zich van elke vorm van seksuele benadering en misbruik tenopzichte van het jeugdlid. Alle seksuele handelingen, -contacten en -relaties tussen docent en jeugdlid tot 18 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.
  2. De docent raakt het jeugdlid niet op zodanige wijze aan, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden.
  3. De docent gaat tijdens kampen en activiteiten met respect om met jeugdleden en de ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals slaapzalen, tenten, omkleedruimten, douches etc.
  4. De docent beschermt het jeugdlid naar vermogen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel misbruik en ziet er actief op toe dat de gedragscode door iedereen die bij het jeugdlid is betrokken, wordt nageleefd.
  5. Als de docent gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze
    gedragscode en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij het management.
  6. De docent krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn.
  7. In die gevallen waar de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over detoelaatbaarheid van bepaald gedrag zal de begeleider in de geest van de gedragscodehandelen en zo nodig daarover in contact te treden met het management van het danscentrum.

© Scouting Nederland, juni 2012

Toelichting gedragscode

Veel grenzen in het contact tussen docenten en jeugdleden binnen het verenigingsleven zijn niet eenduidig. Het ene kind wil even op schoot zitten als het troost zoekt, het andere kind heeft behoefte aan een aai over de bol en weer een ander kind vindt het niet prettig om aangeraakt te worden. Hierover kunnen dus nooit precies grenzen worden afgesproken die voor alle kinderen en in alle situaties gelden. Dat is maar goed ook, want voor veel kinderen is dichtbijheid en lichamelijk contact een voorwaarde om te groeien. Maar er is wel één heel duidelijke grens en dat is de grens dat seksuele handelingen en contacten tussen begeleiders en jeugdleden die bij ons komen absoluut ontoelaatbaar zijn!

In art. 249 van het Wetboek van Strafrecht staat: Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie). Daarnaast is iedere vorm van seksuele toenadering met jeugdigen beneden de 16 jaar verboden (Wetboek van Strafrecht: artikel 244, 245, 247, 248a, 249). En het afbeeldingen maken van seksuele gedragingen van iemand die nog geen 18 jaar is, is ook verboden (Wetboek van Strafrecht: artikel 240b).

Daarom hebben wij als danscentrum voor al onze docenten een gedragscode opgesteld. Deze is opgenomen in het Huishoudelijk reglement en daardoor voor alle leden van toepassing.

In deze gedragscode wordt gesproken over docent en jeugdlid. Onder docent wordt in de gedragscode iedereen verstaan die binnen Danscentrum Marcella van Altena de functie van kaderlid heeft. Jeugdleden zijn de jeugdleden zoals gedefinieerd in het huishoudelijk reglement.

1. De docent zorgt voor een omgeving en een sfeer waarbinnen het jeugdlid zich veilig en gerespecteerd voelt. 
Het kind moet worden gerespecteerd. Er mag geen onderscheid worden gemaakt naar of nadruk worden gelegd op godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, culturele achtergrond, leeftijd of lichamelijke kenmerken. Dat betekent dat het kind zich zowel tijdens de activiteiten van de vereniging, maar ook daarbuiten veilig moet voelen en het gevoel moet hebben dat hij zich – letterlijk – vrij kan bewegen.

Ook worden er geen opmerkingen gemaakt over kleding die kwetsend of als bewust prikkelend worden uitgelegd. De begeleider ziet erop toe dat jeugdleden niet gepest worden door teamgenoten of anderen en onderneemt actie zodra dit nodig lijkt door bijv. de ouders en bestuursleden te betrekken bij het zoeken naar oplossingen.

2. De docent gaat zo om met een jeugdlid dat zijn/haar waardigheid niet wordt aangetast.
Dit betekent dat je een kind / jongere nooit op een manier bejegent die hem in zijn waardigheid aantast. Je onthoudt je van discriminerende, kleinerende of (seksueel) intimiderende opmerkingen en gedragingen. Dit geldt tijdens de activiteiten, maar ook daarbuiten, tijdens alle activiteiten die door of namens de vereniging worden georganiseerd.

3a. De docent dringt niet verder door in het privéleven van het jeugdlid dan functioneel noodzakelijk is. 
Bij een sportvereniging komt het veel voor dat men kinderen ook kent vanuit sociale contacten. Maar de docent is binnen het danscentrum altijd de verantwoordelijke. Binnen het danscentrum gaat het niet om vriendschap of andere sociale relatie, maar om de relatie begeleider – jeugdlid. Het is belangrijk dat de docent zich bewust is van zijn positie, die ook buiten het danscentrum door kan spelen. Het gaat erom dat de docent gepaste afstand houdt en niet verder doordringt in het privéleven van het jeugdlid dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel (activiteit) van het danscentrum.

Bijvoorbeeld: het onnodig vragen stellen over het privéleven, persoonlijke afspraakjes maken, contact opnemen met het kind buiten de activiteiten van het danscentrum om, jeugdleden thuis uitnodigen (in een één op één situatie), enzovoort. Binnen een danscentrum is vaak sprake van verbanden tussen leden die los staan van de contacten binnen het danscentrum, zoals het management of de leiding met kinderen op de groep, leiding waarbij jeugdleden ook buurtgenoten zijn e.d. Dit artikel richt zich niet op de contacten die uit deze verbanden komen. Het is wel belangrijk dat de docent de lijnen tussen de twee verbanden zo duidelijk mogelijk houdt. Daar waar zijn rol als docent van de groep een rol gaat spelen handelt hij in de geest van deze gedragscode.

3b. De docent gebruikt e-mail, sms/whatsapp en social media alleen om informatie over het danscentrum naar jeugdleden te communiceren.
Andere communicatie via email, sms/whatsapp en social media met een jeugdlid is niet toegestaan, dit omdat deze berichten verkeerd opgevat kunnen worden en de begeleider op deze manier (ongewenst) binnentreedt in het privéleven van het jeugdlid.

4. De docent onthoudt zich van elke vorm van seksuele benadering en misbruik ten
opzichte van het jeugdlid. Alle seksuele handelingen, -contacten en -relaties tussen docent en jeugdlid tot 18 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. 

De docent mag zijn positie en relatie nooit gebruiken voor doeleinden ten eigen nutte die in strijd zijn met zijn verantwoordelijkheid, of die de grenzen van de relatie overschrijden. Hierbij kan worden gedacht aan:

· een seksueel / erotisch geladen sfeer scheppen;
· seksueel getinte opmerkingen en insinuaties, zoals grof taalgebruik of schuine moppen;
· het stellen van vragen over seks, bijvoorbeeld over masturbatie, frequentie en vormen van vrijen;
· het jeugdlid op een niet-functionele wijze bekijken en aanraken waarbij de ogen of handen zijn gericht op de geslachtskenmerken;
· bevrediging van de eigen seksuele verlangens.
· alle seksuele handelingen en relaties tussen begeleiders en jeugdleden tot 18 jaar, of met iemand met een ontwikkelingsachterstand, zijn ontoelaatbaar en strafbaar volgens artikel 249 Wetboek van Strafrecht.

Tussen volwassenen en kinderen / jeugdigen is sprake van een natuurlijk overwicht en dus een machtsverschil. Een kind kan daardoor zaken moeilijker weigeren, of overzien waar het om gaat. Het is aan de volwassene om de grenzen te bewaken. Dit geldt ook voor mensen met een ontwikkelingsachterstand / verstandelijke beperking. De kalenderleeftijd vormt bij hen geen criterium, maar het feit dat zij een achterstand hebben in de verstandelijke en/of emotionele en sociale ontwikkeling.

Dit betekent dat de docent:
· nooit seksuele toenadering zoekt tot kinderen/jongeren en/of een seksueel of erotisch geladen sfeer schept (bijvoorbeeld door het laten zien van porno, of de eigen geslachtsorganen);
· een kind/jongere nooit gebruikt voor bevrediging van de eigen seksuele en/of agressieve verlangens;
· nooit (met seksueel gedrag) mag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van het jeugdlid óók niet wanneer hij/zij je daartoe lijkt uit te nodigen, dan wel onomwonden uitnodigt;
· wanneer er een erotisch/seksueel geladen sfeer mocht ontstaan, of zou kunnen ontstaan, tussen de begeleider en het jeugdlid, de begeleider afstand neemt en de situatie bespreekbaar maakt met medeleiding, het bestuur of de vertrouwenspersoon;
· wanneer bij de docent gevoelens van verliefdheid, maar ook afkeer of agressie ontstaan t.o.v. het kind / de jongere, neemt de docent afstand en maakt de situatie bespreekbaar met
mede docenten, het management of de vertrouwenspersoon (van de vereniging, bond of NOC*NSF).

5. De docent raakt de het jeugdlid niet op zodanige wijze aan, dat deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard ervaren zal worden. 
Uitgangspunt is dat het jeugdlid het als seksueel getint ervaart. Bijvoorbeeld: het te lang vasthouden van een hand bij begroeten of afscheid nemen, iemand naar je toetrekken, je tegen het kind / de jongere aandrukken, een tongzoen geven, aanraken van billen en borsten, enzovoort. Functionele aanrakingen zijn soms noodzakelijk (een jong of gehandicapt jeugdlid helpen bij het naar de wc gaan) of wenselijk (een jeugdlid troosten) en mits daar geen misbruik van gemaakt wordt, toegestaan. De docent moet er voor zorgen dat daar waar lichamelijk contact noodzakelijk en functioneel is, dit contact of deze aanraking niet verkeerd – in de zin van seksueel getint of intimiderend – kan worden geïnterpreteerd. De docent houdt bij lichamelijk contact rekening met grenzen die het jeugdlid aangeeft, leeftijd, ontwikkelingsniveau, achtergronden, de specifieke situatie en wat maatschappelijk en/of cultureel als aanvaardbaar wordt gezien.

6. De docent gaat tijdens kampen en activiteiten met respect om met jeugdleden en de ruimtes waarin zij zich bevinden, zoals slaapzalen, omkleedruimten, douches etc. 
Met respect betekent in dit beval bijvoorbeeld dat:
· de docent en het jeugdlid bij voorkeur niet met zijn tweeën op reis gaan, maar met bijvoorbeeld een extra docent of meerdere jeugdleden;
· de docent en het jeugdlid in een één op één situatie niet op één kamer slapen; er zijn minstens twee docenten op een groep kinderen;
· met respect omgaan met de ruimtes waarin de kinderen zich bevinden, betekent dat het jeugdlid zich daar veilig moet voelen, zijn privacy gewaarborgd is en sociale controle niet is uitgesloten.

Hierbij kan onder andere worden gedacht aan:
· niet zonder aankondiging de slaapzaal of tent betreden en bijvoorkeur in gezelschap van een andere volwassene;
· de deur of tent open laten staan na het binnentreden, tenzij duidelijk is dat beiden behoefte hebben aan een zekere privacy;
. gesprekken met het kind in een neutrale ruimte worden gehouden (niet in kleedruimte, slaapkamer of tent).

7. De docent beschermt het jeugdlid naar vermogen tegen vormen van ongelijkwaardige behandeling en seksueel misbruik en ziet er actief op toe dat de gedragscode door iedereen die bij het jeugdlid is betrokken, wordt nageleefd. 
De docent heeft binnen zijn mogelijkheden de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van het jeugdlid. Indien de docent grensoverschrijdend gedrag signaleert is hij verantwoordelijk het ongewenste gedrag te (doen laten) stoppen en te zorgen voor de veiligheid van het kind. De docent is alert op signalen die kunnen wijzen op seksueel misbruik / overtreding van de gedragscode.

8. Als de docent gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze gedragscode
en bij vermoedens van seksueel misbruik, is hij verplicht hiervan melding te maken bij de daarvoor door het management aangewezen personen. 

Alle vermoedens of constateringen van seksueel misbruik moeten worden gemeld. Het kan zijn dat een jeugdlid een docent in vertrouwen neemt en vertelt dat iemand hem/haar misbruikt. De docent belooft in een dergelijk geval geen geheimhouding. Feiten van vertrouwelijke aard, aan jou toevertrouwd, moeten te allen tijde worden gerespecteerd. Maar wanneer de belangen van het jeugdlid in het geding zijn, dient de docent hiervan melding te maken of tenminste een derde te raadplegen. Indien enigszins mogelijk gebeurt dit in overleg met het jeugdlid.

9. De docent krijgt of geeft geen (im)materiële vergoedingen die niet in de rede zijn. 
Door vergoedingen dreigen de objectiviteit van het handelen en de onafhankelijke positie van de docent en die van het jeugdlid in het gedrang te komen. Hierdoor kan een voedingsbodem ontstaan voor (seksueel) machtsmisbruik.

10. In die gevallen waar de gedragscode niet (direct) voorziet, of bij twijfel over de toelaatbaarheid van bepaald gedrag zal de docent in de geest van de gedragscode
handelen en zo nodig daarover in contact treden met een door het bestuur aangewezen persoon. 

Dit betekent dat de docent ook alert is op gedragingen die niet direct als seksueel misbruik of intimidatie zijn te betitelen, maar wel als grensoverschrijdend worden ervaren. Ook in dit geval is het belangrijk dat passende maatregelen worden genomen, zoals het aanspreken van de persoon in kwestie. Desgewenst kan de docent de in het protocol genoemde personen raadplegen